Enige losse gedachten over de remisepartij Erik Hoeksema-Michael Riemens, KNSB-ronde 1, Groninger Combinatie 2 – Spassky’s

‘Erik tegen Michael. Leuk duel!’ schreef Evert op 9 september in de Spassky’s-app toen de opstellingen van de teams voor de KNSB-competitie net bekend waren. Erik en ik kennen elkaar sinds midden jaren zeventig, toen wij als jonge spelers elkaar vaak ontmoetten op schaaktoernooien in Noord-Nederland. Wij waren talenten en maatjes van elkaar. Hij woonde in Baflo en ik in Delfzijl en we speelden voor de schaakverenigingen uit onze woonplaatsen. We trainden vaak bij een van ons thuis, soms speelde dan mijn broer Stef mee en soms Klaas de Graaf. Eind jaren zeventig gingen we beiden als de ‘grootste jonge talenten’ uit de NOSBO landelijke competitie spelen voor het grote Groningen en al spoedig zaten in het hoogste team. Samen werden we ook vaak NOSBO-jeugdkampioen, Erik zat altijd een categorie boven mij. Als we bij toernooien of de interne tegen elkaar moesten vertoonden de partijen vaak hetzelfde beeld: een scherpe opening, Erik deed iets fout of verrekende zich, ik stond vervolgens beter, kwam echter in enorme tijdnood en verloor de partij. Het waren altijd spectaculaire potjes. De afgelopen jaren hebben we niet meer tegen elkaar gespeeld, de laatste partij zal ergens in de jaren negentig zijn geweest. Nadat Erik na enkele avonturen bij andere schaakverenigingen terugkeerde bij Groningen zaten we vaak in hetzelfde team en we spraken elkaar altijd kort bij de KNSB-zaterdagen.

In de eerste ronde van de competitie stond dus weer eens een Hoeksema-Riemens op het programma. Op de woensdagavond bij de training hebben we heel kort gekeken naar de zwartpartijen van Erik voor het geval dat hij op bord 2 tegen Evert zou spelen, maar dat leek heel onwaarschijnlijk. Je kunt je ook niet echt voorbereiden op hem want hij speelt alles. Op vrijdag heb ik me voorbereid, alleen op Erik, en het ging vooral om bepaalde varianten van het Siciliaans die ik wilde spelen als hij 1 e4 zou spelen. Ook 1 d4 kwam aan bod, net als 1 c4.

De volgende dag begon onze partij die slechts tien zetten zou duren:

1.d4 Een streep door de rekening, vooraf had ik vooral gekeken naar een variant die Erik ooit speelde tegen Fons van Hamond in de Siciliaanse Draak. Wij kennen elkaars partijen goed 😉.
1… Pf6 Maar goed, het Konings-Indisch is ook prima, Erik vindt het vaak een lastige opening om tegen te spelen. In de voorbereiding had ik nog gekeken naar enkele van zijn witpartijen met de Sämisch-variant.
2.c4 g6
3.Pc3 Lg7
4.e4 d6
5.Lg5 ‘Wat is dit, gaat hij de Averbach-variant met Le2 en Lg5 soms spelen?’ dacht ik hier. Dat hebben we weleens gehad.
5…0-0
6. Dd2 Pa6 In de vaste overtuiging dat Erik nu 7. Le2 zou spelen, met overgang naar de Averbach. Of misschien 7.f3 waarna we een Sämisch krijgen met de loper op g5? Maar nee, hoor.
7.f4 Dat heb ik Erik nog nooit zien spelen. Het witte spel lijkt op het vierpionnenvariant tegen het Konings-Indisch (1.d4, 2.c4 3.Pc3 4.e4 5.f4) alleen staat de witte loper nu al op g5. Achteraf gezien blijkt er niet veel theorie over te zijn. Je zou zeggen dat het ook niet echt slecht kan zijn want de Grote Viktor Kortsjnoj speelde de zet ook wel eens. Ik kende de zet echter niet en besloot meteen in de stelling te duiken. Al gauw kwam ik iets op het spoor dat volgens Chessbase nog nooit is gespeeld en volgens de computer ook de beste zet is.
7…h6! Nieuw en achter het bord verzonnen. Chessbase geeft alleen partijen met 7…c6 en 7… De8. Na afloop zei Erik dat Yge Visser hier ooit 7…a6 en 8…b5 tegen hem speelde; Erik pakte de pion gewoon en won makkelijk. 7…h6 dwingt de witte loper tot een verklaring.
8. Lh4 Logisch maar foutief. Volgens de computer had wit hier 8. Lxf6 moeten spelen, maar daarin heb ik eigenlijk geen vertrouwen. Optisch gezien staat wit nu geweldig, de witte pionnen dreigen naar voren te gaan en klaar. Maar 7…h6 heeft een pointe, die de zwartspelers blijkbaar tot op heden hebben gemist.

8…e5! Maar dat kan toch helemaal niet, dacht Erik, want ik verhinder die pion-zet toch? Maar na enig rekenen zag hij ineens dat op 9. dxe5 Pxe4! volgt met dubbele aanval op de loper op h4 (met schaak) en de dame op d2. En op 9.fxe5 dxe5 10.d5 (op 10.dxe5 volgt 10…Dxd2+ 11. Kxd2 Pg4 waarna zwart uitstekend staat) slaat zwart weer op e4 met zijn paard met groot voordeel.
9.Lxf6 Na een kwartier nadenken gespeeld, waarmee wit ongelijk bekent.
9…Lxf6
10.fxe5 dxe5 met remiseaanbod van zwart, welke meteen door Erik werd geaccepteerd.

Waarom bied ik in deze stand remise aan? Sommige spelers en toeschouwers in de zaal vroegen me of we soms een vriendenremise hadden gespeeld. Vriendenremise? ‘KI-spelers hebben geen vrienden’, sprak ik tegen een van hen en Erik wees erop dat de pionnenfalanx c4-d4-e4-f4 ook niet echt vriendschappelijk is. Tegen ieder ander dan Erik zou ik doorspelen: zwart staat duidelijk beter met de zwartveldige loper straks op g5. Maar in dit specifieke geval speelt het verleden mee: vaak stond ik goed tegen m’n maatje Erik maar kreeg ik toch het lid op de neus.

Als historicus denk ik dan: het heden kent een lang verleden. Tegelijkertijd is het verleden zeer actueel in het heden!

Michael